cropped-Logo-VBMP-transparant_wit

Cecilia Prijzen | 2022

Jonge Musicus van het Jaar

© LOVEGROVE
© LOVEGROVE

Sarah Bayens (° 2000) begon viool te spelen op 5-jarige leeftijd. Ze studeerde bij Koen Rens in Turnhout totdat ze haar professionele studies startte in het Koninklijk Conservatorium van Brussel in de klas van Shirly Laub, waar ze nu nog steeds studeert. Sarah is een veelzijdige muzikante, die zich in zoveel mogelijk aspecten van de klassieke muziek wil verdiepen (solo, kamermuziek en orkest).

In 2019 won Sarah de ‘Young Belgian Talent’ wedstrijd. In 2023 maakt ze deel uit van ‘De Twintigers’, georganiseerd door Radio Klara.

Ze speelde als solist met het ORFEO kamerorkest, en zou ook hebben mogen soleren met het LUCA kamerorkest en het Leuvens Universitair Symfonisch Orkest, moest het niet geannuleerd geweest zijn door COVID-19. In februari 2023 interpreteerde ze het concerto voor viool en orkest van Kurt Weill met het orkest van het Koninklijk Conservatorium van Brussel.

Ook kreeg ze masterclasses met violisten als Hilary Hahn, Lorenzo Gatto, Patricia Kopatchinskaja, Ulf Wallin, Andreas Janke, Alan Brind,… Verder werd ze al uitgenodigd op festivals zoals Midis Minimes, Zomer van Sint-Pieter, Musicorum Festival, Festival en Poitou,…

Sarah speelde in verschillende kamermuziekensembles. Momenteel maakt ze deel uit van het pianotrio ‘Susato Trio’, dat de eerste prijs won in de wedstrijd ‘Génération Classique’, georganiseerd door ‘Les Festivals de Wallonie’. Het Susato Trio wordt zowel nationaal als internationaal geprogrammeerd. In kamermuziek heeft Sarah masterclasses gevolgd bij gerenommeerde musici als Guy Danel, Troels Svane, het Prazak Quartet, Jeremy Menuhin, Valeriy Sokolov, Wen-Sinn Yang en anderen. Sarah werkt ook samen met erkende ensembles, zoals het Trio Fenix of het Alfama-kwartet.

Sarah heeft ook al veel orkestervaring. Zo was ze voor een periode van twee jaar concertmeester in het ‘Youth Orchestra Flanders’, waar ze speelde met dirigenten als Stéphane Denève, Edwin Outwater, enz. Ze vervangt soms ook in Brussels Philharmonic, en heeft in 2021 de Orkest Academie van het Belgisch Nationaal Orkest en het Orkest van de Munt gewonnen.

Speciale prijzen

Coup de cœur

Alia Vox

Ludwig van Beethoven: Symphonies 6 à 9
Sara Gouzy, Laila Salome Fischer, Mingjie Lei, Manuel Walser Le Concert des Nations, La Capella Nacional de Catalunya Jordi Savall

Snepvangersprijs

Fuga Libera

César Franck Complete Orchestral Works Orchestre Philharmonique Royal de Liège Christian Arming, Pierre Bleuse, Gergely Madaras, Hervé Niquet, François-Xavier Roth Florian Noack, Cédric Tiberghien Chœur de Radio France, Lionel Show 4 CD Fuga Libera

Carrièreprijs

Jacqueline Fontyn

Trios Trio Spilliaert (Jean-Samuel Bez, Guillaume Lagravière, Gauvain de Morant) Apolline Degoutte, Raphael Béreau et Karel Coninx 1 CD Cybele

Is er nog nood aan nieuwe opnames van de symfonieën van Beethoven? Als die door zoveel intelligentie, menselijkheid, bescheidenheid en rustige passie helemaal ten dienste gesteld van een steeds nieuwe en verrassende muziek gekenmerkt worden, kan het antwoord alleen maar een volmondig ‘ja’ zijn. Savall en het Concert des Nations kiezen voor een authentieke aanpak maar het is niet hun bedoeling om te allen prijze hun gelijk te bewijzen. Het resultaat is een uiterst overtuigende versie van deze tijdloze werken. (Patrice Lieberman)

Onder de talrijke integrales die naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van de geboorte van César Franck werden uitgebracht, valt deze aan zijn orkestwerk gewijde uitgave op zowel door het chronologisch voorstellen van zijn oeuvre -Franck was amper twaalf jaar oud toen hij zin twee reeksen Variations brillantes neerpende! -als door het portret dat wij van het orkest onder een reeks verschillende muziekdirecteurs aangeboden krijgen. Het meest verbazende is zeker de continuïteit tussen -om maar een voorbeeld te nemen- deze Variaties uit Francks kindertijd (door Florian Noack en Pierre Bleuse uitgevoerd) en de Symfonische variaties die de componist een halve eeuw later schreef, hier door Cédric Tiberghien en François-Xavier Roth gebracht. Francks vindingrijkheid en verrassend vroeg meesterschap dragen onze bewondering weg net zoals de zorg waarmee de huidige medeburgers van zijn geboortestad zijn genie alle eer aandoen. (Martine D. Mergeay)

In een tijdperk waar geniale componistes precies uit de hemel blijven vallen, zorgt deze cd voor ware euforie. De opname zet ons aan om Jacqueline Fontyn te (her)ontdekken, waarbij zes werken tussen 1956 -“laatste gebruik van klassieke vormen”- en 2013 worden vertolkt. Het Trio Spilliaert is hier aan zet met twee pianotrio’s in klassieke bezetting (viool, cello, piano) plus drie andere trio’s waar telkens een rol voor fluit, gitaar en altviool is weggelegd. Het uitzonderlijke niveau van de uitvoerders, hun engagement, hun spelvreugde staan ten dienste van een muziek die van verbeelding overloopt. We hebben hier te maken met een volkomen beheerste schrijfwijze die zowel van geleerdheid als vrijheid blijk geeft, en zowel bondig als lichtvoetig kan zijn. Deze volmaakte en hedendaagse kunst kan op ideale vertolkers rekenen. (Martine D. Mergeay)

Laureaten

De vergeten polyfonist Josquin Baston wordt terug herontdekt. Er is weinig over het leven van de componist gekend. Een mysterieuze sluier hangt over zijn naam. Bastons oeuvre wordt door charme, kwaliteit en uitdrukkingskracht gekenmerkt. Floris De Rycker en zijn ensemble Ratas del viejo Mundo brengen met hun cd ‘Baston: Flemish and French Chansons’ een ode aan deze Franco-Vlaamse componist. Aan de hand van zijn chansons laten ze horen hoe Baston speelde met de formes fixes van de 16e eeuw. Stilistisch is zijn profane en religieuze muziek bijna identiek aan elkaar. Het sleutelwoord is bijna. Het verschil zit hem in de details. Deze boodschap heeft Ratas del viejo Mundo goed begrepen. Met aandacht voor frasering en ritmische accenten zetten ze deze subtielere verschillen op een levendige manier in de verf. (Helena Gaudeus)

Pianist Julien Libeer vertrekt vanuit Bachs ijkpuntstuk Das Wholtemperierte Klavier maar voert de 24 preludes en fuga’s in alle toonaarden niet integraal uit. Op ‘A Well-Tempered Conversation’ koppelt hij de stukken in majeur aan een welgekozen mineurwerk van een latere componist, als een dialoog over de eeuwen heen. Zijn keuze is erg consciëntieus, rangeert van Beethoven en Mozart tot Schönberg en Sjostakovitsj. Libeer slaagt er daarbij wonderwel in om die muziekhistorische linkjes ook in zijn uitvoering duidelijk hoorbaar te maken, door te landen bij een muziektaal die perfect past bij zowel Bachs hoogbarok, als bij al zijn illustere opvolgers. (Jasper Croonen)

De eerste Engelse “opera” van Handel wordt thans beschouwd als een van de beste scheppingen van de maturiteit van de componist uit Saksen. Semele -die eigenlijk niets anders is dan een concert divertimento- vertoont trekken van zowel de Italiaanse opera seria als van de Engelse traditie op het gebied van masque en semi-opera. Het koor speelt er een hoofdrol, wat het werk zeer dicht bij een profaan oratorio brengt. Het Chœur de chambre de Namur et het Millenium Orchestra maken grote indruk door hun adembenemende vitaliteit en leveren een flamboyante interpretatie waarbij de rijkdom en het theatrale van het muziekdrama perfect aan bod komen. De solisten zijn hier ideaal en vertolken op uitstekende wijze de emotionele en psychologische toestand van de protagonisten. Aria’s en ensembles zijn zowel virtuoos als lyrisch en tonen een breed gamma aan humor, amoureuze tederheid, gefrustreerde verlangens en tragische jaloersheid. (Olivier Vrins)

René Jacobs werpt een frisse blik op Webers fantastische Singspiel (met de “prologue” die de componist op verzoek van zijn echtgenote juist voor de première schrapte) en maakt er een spannend hoorspel van. Het taalgebruik van deze Freischütz wordt wat gemoderniseerd, de originele dialogen ingekort -waarbij er met het gelijknamige volksverhaal van Johann August Apel rekening wordt gehouden-, de verschijning van de Kluizenaar in het begin van de opera wordt weer ingevoerd. Jacobs laat deze openingsscène -die officieel nooit getoonzet werd, maar die zeker bedoeld was om gezongen te worden- niet door acteurs uitvoeren (zoals vele regisseurs het in het verleden al deden) noch gebruikt hij muziek “in de stijl van Weber” -zoals de gedegen componist Oskar Möricke ze schreef. Wel maakt hij gebruik van prachtige harmonieën, waarbij hij de muziek van de auteur van Aufforderung zum Tanz als startpunt neemt, maar ook elders -zoals bij Schubert- voor de “ballade” van Kuno grijpt. Het eindresultaat is een Hörspiel waarbij niets van de schoonheid van het oorspronkelijke werk verloren gaat, maar dat zeker aan coherentie wint. En dit met de actieve medewerking van een even overtuigd als overtuigend zangersteam! (Olivier Vrins)

Deze opname zal zeker een verrassing zijn voor wie de mening toegedaan is dat Massenet niets anders kon dan sentimentele en mierzoete muziek pennen. Er hangt soms over deze liederen met orkestbegeleiding een onmiskenbaar fin de siècle parfum, maar deze subtiel georkestreerde composities weten door elegantie en fijnzinnigheid, maar soms ook humor te bekoren. De fine fleur van de huidige Franstalige stemmen en dirigent Hervé Niquet zorgen voor een tot in de puntjes verzorgde interpretatie. (Patrice Lieberman)

Wie Poolse préludes en mazurka’s zegt, zegt Frédéric Chopin. Piano-icoon Krystian Zimerman geeft met zijn album een andere voorzet, en stuurt je in de richting van Karol Szymanowski. Ook daar baden deze pianominiaturen in de volkse invloeden dankzij de subtiel aritmiek en de pakkende melodieën. Al schermert bij Szymanowski vooral de slavische melancholie door. Zimerman weet de toon van deze muziek meesterlijk te vangen met subtiele touches, met een pakkende klaarheid in de meerstemmigheid en met een van verlangen zuchtend rubato. Sommige van deze opnamen lagen al bijna dertig jaar op de plank. Gelukkig zijn ze nu eindelijk uitgebracht! (Jasper Croonen)

Chamayou was maar negen jaar oud toen hij voor het eerst de Vingt Regards hoorde, een aangrijpend werk dat voorgoed bij hem bleef nazinderen. Deze opname laat de gevolgen horen van een schok die ondertussen niets aan kracht heeft ingeboet. Als pianist die altijd zijn licht over de muziek laat schijnen, zet Chamayou zich totaal voor deze veeleisende, scherpe en glimmende partituur in. Hij maakt indruk door zijn onfeilbare smaak, zijn schitterende beheersing van dynamiek en eindeloos gevarieerde aanslag, waarbij hij van deze ritmisch ongelofelijk complexe muziek een glas-in-loodraam maakt, Chagall waardig. Er gaat niets verloren in deze buitengewone uitvoering: de piano -zijdezacht of percussief- verandert in een orkest, de klank herinnert aan de gamelan of aan vogelgezang, en dit om de “mystieke liefdestaal, tegelijk veelzijdig, teder, soms brutaal, met veelkleurige ordeningen” die de componist verzon, te ontcijferen. Veertig jaar na de versie van dit werk door Yvonne Loriod, trouwens ook destijds bij Erato uitgebracht, zorgt Chamayou voor een nieuwe referentieopname. (Olivier Vrins)

Traditionele Koreaanse muziek, Europese avant-garde en een indrukwekkende timbre kennis: dat zijn de drie eigenschappen die de stijl van Koreaanse componist Isang Yun (1917-1995) perfect samenvatten. Zijn oeuvre is gekend voor zijn stilistische moeilijkheden en technische uitdagingen. De vele individuele lijnen moeten helder en evenwaardig klinken, de vele ornamentatie moet zorgvuldig gecoördineerd worden en nuances in klankkleur zijn cruciaal. Dat bewijst het album Isang Yun – Three Late Works maar al te goed. Het Seoul Philharmonic Orchestra onder leiding van Osmo Vänskä vertolkt maar liefst drie van Yuns symfonische werken. Voor het vioolconcert worden ze vergezeld door de Koreaanse violist Sueye Park. Samen zetten ze een indrukwekkende uitvoering met aandacht voor nuances in timbre neer. (Helena Gaudeus)

Sean Shibe is een uniek figuur, niet vast te pinnen op een stijl of een traditie. Op Lost & Found herwerkt hij muziek van onder anderen Hildegard von Bingen, Chick Corea, Moondog en Olivier Messiaen voor zijn elektrische Fender-gitaar. Het resultaat is een spel met de subtiliteit van elektrische klank, een frisse adem door eeuwenoud repertoire. Zijn spel is uitermate rustgevend, onverwacht breekbaar voor dit instrument. Bezwerend zonder in de clichés te vervallen, want net wanneer Shibe in die verstilling de grens met de ambient lijkt te overschrijden, schudt hij de luisteraar wakker met welgeplaatste pep, virtuoos vingergepluk en schurende overstuur. (Jasper Croonen)

In dit buitengewoon recital, brengen gambavirtuose Romina Lischka en collega’s met dhrupad-zanger Uday Bhawalkar (die zichzelf op tanpura begeleidt) en percussionist Pratap Awad (pakhawaj) twee op het eerste gezicht onverenigbare muzieksystemen samen: het ene westers, barok en harmonisch; het tweede Indiaas, tijdloos en ritmisch. En het werkt! Dankzij de galm van de tanpura, het fijnzinnige borduurwerk van de pakhawaj, de subtiele aanpassing van bepaalde stukken waarbij men de indruk verkrijgt dat dissonanties ‘opgelost’ worden, en tenslotte dankzij de vertrouwdheid van Romina Lischka met de Indiase muziektaal (zij beheerst trouwens ook de techniek van de Indiase zang…), biedt deze opname naast repertoirestukken ook momenten van nieuw uitgevonden, levendige en rijke muziek. (Martine D. Mergeay)

Samenstelling Jury

Roger Creyf
(Klassiek Centraal)

Jasper Croonen
(De Standaard, BRUZZ)

Helena Gaudeus
(Klassiek Centraal)

Patrice Lieberman
(Voorzitter van de Vereniging van de Belgische Muziekpers, Crescendo)

Martine D. Mergeay
(La Libre Belgique, Musiq’3)

Olivier Vrins
(Crescendo)

nl_NLDutch